In een vandaag behandelde beroepsprocedure voor de rechtbank Berlijn heeft de luchtvaartmaatschappij Air Berlin een zaak tegen drie Nederlandse eisers verloren. De eisers hadden voor een vakantiereis een vlucht van Antalya (Turkije) naar Düsseldorf bij Air Berlin geboekt. De vlucht was meer dan zeven uur vertraagd, waardoor de eisers hun eindbestemming met extreme vertraging bereikt hebben. Volgens de EG- verordening 261/2004, in combinatie met het vonnis van het Europese Hof van Justitie in de zaak “Sturgeon”, hebben de eisers recht op een financiële vergoeding van € 400,00 per passagier. Voor de afhandeling van deze vordering hebben de eisers de hulp van EUclaim ingeroepen.

Vanwege de afwijzende houding van Air Berlin moest de vordering bij de rechtbank worden ingediend. Hoewel Air Berlin in deze rechtszaak geen omstandigheden heeft aangetoond, waardoor zij van de betaling van de compensatie gevrijwaard was, wees het Amtsgericht Charlottenburg deze zaak, verrassend genoeg, af. De verantwoordelijke rechter rechtvaardigde haar, van het vonnis van het Europese Hof van Justitie als ook van de Duitse Hoge Raad afwijkende beslissing met de verwijzing naar een eveneens afwijkende beslissing van het Amtsgericht Nürtingen.

De door EUclaim gestarte beroepsprocedure is succesvol gebleken. De rechtbank in Berlijn liet tijdens de mondelinge behandeling van 3 augustus 2011 er geen twijfel over bestaan, dat de vordering wordt toegewezen. Hierbij gaf de President van de Rechtbank aan dat de rechtbank de vonnissen van het Europese Hof van en de Duitse Hoge Raad volgen zal. De poging van de luchtvaartmaatschappij, deze vonnissen in twijfel te trekken, mislukte hiermee voor de rechtbank in Berlijn. Op basis van de duidelijke en ook volgens de rechtbank overtuigende vonnis van het Europese Hof van Justitie vond de rechtbank het ook niet noodzakelijk, de procedure – zoals door Air Berlin aangevraagd – uit te stellen of een herziening toe te laten. Air Berlin erkende de vordering vervolgens in het geheel.