Nederland mag best wat trotser zijn op zijn eigen airlines. Dat zei de voormalige burgemeester van Rotterdam Ahmed Aboutaleb tijdens het ANVR-Congres dat momenteel plaatsvindt in Rabat (Marokko), die tijdens zijn bestuurlijke carrière duizenden vliegkilometers maakte. Hij koos voor zijn vluchten zo vaak mogelijk voor de Nederlandse carriers en mist diezelfde reflex bij Nederlanders.

“Toen ik voor mijn werk vloog, koos ik heel vaak voor de nationale carriers. Ik ben toch een beetje chauvinistisch”, vertelde hij. “Dan vlieg je met KLM naar het Verre Oosten of naar het Midden-Oosten. Voor de korte afstanden was het altijd Transavia en TUI. KLM viel alleen weg als er geen alternatief was. In heel veel landen is toch het gevoel van nationale trots heel belangrijk. Voor mij deed het iets als ik vier uur of zes uur had gevlogen met de KLM. Dan kom ik op de luchthaven en dan staat daar die blauwe kist.”

Toch ziet hij weinig terug van die trots in het publieke debat. “Wij mogen best trots zijn op onze carriers, en wij mogen die best promoten. Ik merk daar niet zo heel veel van”, constateert hij. Volgens Aboutaleb zijn Nederlanders te vaak uitsluitend op zoek naar de laagste prijs, zonder oog voor de bredere waarde van een sterke nationale luchtvaartsector.

De sector is in zijn visie niet alleen belangrijk voor het vakantieaanbod, maar ook voor de internationale positie van Nederland als handels- en logistiek knooppunt. In zijn eerdere anekdotes over Rotterdam en de wereldhandel benadrukte hij al hoe cruciaal verbindingen zijn voor het aantrekken van investeringen en kennis. Luchtvaartmaatschappijen spelen daarin volgens hem een sleutelrol.