Deze zomer maak ik een rondreis met mijn gezin door Namibië en Botswana en dus schrijf ik deze column vanuit de Central Kalahari woestijn. We zijn maar liefst vier en een halve week onderweg. Want ja, als je dan toch vliegt kan je maar beter een lange periode gaan, toch? We hebben een stoere 4WD gehuurd met een tent op het dak en daarmee verkennen we kamperend het noorden van Namibië en Botswana.

Intussen lees ik nieuwsberichten over ‘overtoerisme’, terwijl ik in een gebied zit dat juist nog wel wat meer toeristen kan gebruiken. Op verschillende plaatsen waren we (bijna) de enige gasten, terwijl het nochtans ook hier hoogseizoen is. Hoe komt dat? Omdat de meeste mensen die deze kant op reizen eigenlijk veelal dezelfde dingen willen zien: de Big Five (uiteraard), de Okavango Delta (de enige inlandse delta ter wereld) en de Victoria watervallen (inderdaad prachtig). Onder het motto: Practise what you preach, hebben we voor deze reis besloten om juist niet naar de duinen van de Sossusvlei te gaan. Ook de watervallen en zelfs de delta slaan we over. We focussen ons op de minder

bekende gebieden en regio’s waar men vaak voorbijrijdt. De twee hoogtepunten die we wel meepakken zijn het Etosha National Park en Chobe National Park. Dat merkten we meteen: bij de ingang van het park stond een lange rij aan mensen die entree wilden betalen, we reden in colonne van het ene waterhole naar het andere en in Chobe werd het bijna een race van twintig safarivoertuigen om als eerste bij een paar gespotte leeuwen te zijn. Onze chauffeur was – net als wij – hiervan minder gecharmeerd en we lieten ze maar snel voor wat het was.

Hoe anders was het de dagen ervoor. In de Caprivi regio (tegenwoordig Zambezi) kwamen we heel weinig andere reizigers tegen. In het Bwabwata park kampeerden we in alle rust en hadden we alle dieren voor onszelf. In Nkasa Rupara waren er tien keer meer olifanten dan gasten. Ook hier in de Central Kalahari en bij de Boteti rivier heb ik niet veel andere toeristen gezien. We bezochten een lodge met acht kamers, waarvan er maar één kamer bezet was.

Heel jammer, want veel van deze lodges doen juist veel goeds voor de omgeving. Ze zorgen voor banen voor de inwoners van het lokale dorp, ze doen hun inkopen bij de lokale boeren en betalen flinke bedragen om de grond te leasen van de regering of de gemeenschap. Hierdoor dragen ze bij aan het behoud van de natuur en de dieren; maar dan moeten de toeristen wel komen (en liefst niet allemaal tegelijk).

Dus wat ik mijn reizigers vertel en wat ik ook graag hier wil benadrukken: heb geen FOMO (Fear of Missing Out) en durf te kiezen voor minder bekende plaatsen. Het spreiden van toerisme is beter voor de aarde én voor de mensen; zowel bezoekers als de lokale bevolking. En wat nog belangrijker is: doe het niet alleen zelf, durf het ook voor te stellen aan je klanten, ook als ze weer vragen om de bekende drie. Want geef toe: welk verhaal maakt meer indruk als je weer terug bent? Dat je met tig auto’s achter een leeuw aan hebt gezeten? Of dat er honderden zebra’s voor je neus stonden, terwijl er geen andere mensen waren?

Wij genieten hier nog even door… Happy holidays!

Kim Nooyens
Voorzitter VvKR

Deze column is verschenen in Travelpro van september 2024. Wil je alles lezen en/of geen uitgaven missen? Neem dan een abonnement. Klik op deze link voor de verschillende soorten abonnementen én aanbiedingen.