In de brandbrief die de ANVR aan de overheid heeft gestuurd, heeft de brancheorganisatie gevraagd om te kijken naar (minstens zes) diverse wijzigingen in de generieke steunmaatregelen. “Vanwege het negatieve reisadvies voor de komende maanden, zijn de generieke steunmaatregelen als de NOW en de TVL voor de gesloten reisbranche van nog groter belang geworden” en “wij constateren wel dat een deel van die maatregelen door het specifieke karakter van onze sector het voor onze ondernemers niet mogelijk is om ten volle gebruik te kunnen maken”, zo staat te lezen in de brandbrief die in het bezit is van TravelPro.
Zo wordt er volgens de ANVR in haar brief onvoldoende rekening gehouden met seizoensinvloeden in TVL2. “De omzet van reisondernemingen wordt doorgaans in een beperkt aantal maanden van het jaar gerealiseerd. Losstaande van de vraag of omzet wordt gerealiseerd op de datum van boeking of de datum van vertrek van vakantie of reis, is de periode van oktober tot maart doorgaans al de tijd dat er niet veel omzet wordt gerealiseerd. Dat vindt plaats in andere maanden. Het feit dat er traditioneel in de lopende maanden al geen omzet wordt geboekt, maakt dat de procentuele omzetdaling (nu er helemaal geen reizen mogen worden verkocht tot medio maart) relatief nog meevalt. Maar de vaste lasten lopen deze maanden vanzelfsprekend wel door en kunnen ook niet als te doen gebruikelijk gecompenseerd worden met opbrengsten van eerder dit jaar, daar de reissector immers al 10 maanden effectief een gesloten sector is. Een seizoensoplossing zoals ook geboden wordt aan de evenementensector zou reisondernemingen nadrukkelijk kunnen helpen.”
Verder wordt gewezen op het ‘Aandeel % in vaste lastende’. De verhoging van het percentage voor de komende periode van 4% naar 6% is volgens de ANVR een stap in de juiste richting, maar uit uitgebreid onderzoek van reisondernemingen blijkt dat het daadwerkelijke aandeel % voor de meeste MKB-bedrijven minimaal tussen de 8-10% ligt. Een verdere aanpassing naar boven is dan ook noodzakelijk.
Ook moet er worden gesproken of gekeken naar de uitvoerbaarheid van de TVL, waarvoor is gekeken naar omzetbepaling op niveau van SBI-code. “Maar er is in de reisbranche geen onderscheid gemaakt tussen 7911 (reisbemiddeling) en 7912 (reisorganisatie)”, zo schrijft de brancheorganisatie. “Beide hebben een basis van 4% (en voor de volgende fase 6%) meegekregen als aandeel % in vaste lasten voor de vaststelling van de hoogte van de TVL-uitkering. Voor de 7912 (reisorganisaties) is dat weliswaar nogal aan de krappe kant, maar we snappen dat dit niet anders kan met een generieke benadering. Voor de 7911 (reisbemiddeling) is dat echter een factor-10 te weinig, en dus echt een serieus probleem. Dat heeft te maken met wat ‘normale omzet’ is. Een goede oplossing zou een aanpassing van het % voor reisbemiddeling zijn of gelijkstelling definitie omzet voor reisbemiddelaars aan dat van organisatoren.”
Daarnaast is er aandacht voor de reisondernemingen met aanvullende sbi-code assurantietussenpersoon die buiten de boot vallen. “Reisondernemingen die de eveneens als nevenproduct reis- en annuleringsverzekeringen verkopen, hebben in veel gevallen als aanvullende sbi-code 6622 behorend bij assurantietussenpersoon. Helaas krijgen wij nu breed signalen dat die reisondernemingen waarvoor dat geldt helemaal niet meer in aanmerking komen voor een TVL-tegemoetkoming. Dat is vanzelfsprekend volkomen onterecht. Het gaat hier niet om ondernemingen die in twee verschillende sectoren actief zijn, maar reisondernemingen die hun klant bij de reis ook een reisverzekering aanbieden. Nu er geen reizen worden verkocht, worden er vanzelfsprekend ook geen bijbehorende reisverzekeringen verkocht. Deze blokkade op de toegang tot de TVL moet voor reisondernemingen worden opgeheven.”
Ook het uitsluiten van grote en kleine ondernemingen door TVL wordt besproken. De TVL richt zich op MKB-ondernemers en ZZP-ers die meer dan 30% van de omzet verliezen en daardoor in de problemen komen met het betalen van de vaste lasten. “Veel reisondernemingen komen hiervoor in aanmerking, aangezien zij tussen de 85-90% van hun omzet zijn verloren. Echter vallen twee groepen toch nog buiten de boot. Het gaat daarbij om zeer een beperkt aantal reisondernemers met meer dan 250 werknemers, die eenzelfde daling hebben van de omzet, met extreem hoge vaste lasten worden geconfronteerd en helemaal niet in aanmerking komen voor de TVL. De toegang tot de TVL voor reisondernemingen moet ook openstaan voor die paar reisondernemingen met meer dan 250 werknemers. Daarnaast moet – overigens nadrukkelijk niet alleen voor de bedrijven met meer dan 250 werknemers – ook de cap van €90.000,- worden geschrapt voor de zeer zwaar getroffen reisondernemingen.”
Als laatste wordt voorgesteld de partnertoets te schrappen voor zelfstandige reisagenten in TOZO 3 en TOZO 4. “De TVL richt zich nadrukkelijk en expliciet ook op op ZZP-ers, maar door de cumulatieve eisen dat de vestiging losstaat van de privéwoning (eigen opgang) én dat een bedrijf tenminste € 3000,- aan vaste lasten heeft in een kwartaal maakt dat voor het overgrote merendeel van de zelfstandige reisagenten de toegang tot de TVL effectief toch echt gesloten is. Dat geldt in veel gevallen ook voor de toegang tot de TOZO. Weliswaar is de aanpassing in TOZO waarbij voor fase 3 de beperkte vermogenstoets is geschrapt een stap in de juiste richting, maar door de in TOZO 2 ingevoerde partnertoets, is de toegang tot de TOZO voor veel zelfstandige reisagenten ook gesloten. Daarmee vallen zij buiten elke regeling.” In de brandbrief, waarvan gisteren bekend werd dat die is verstuurd, gaat de ANVR ook in op het perspectief op reizen na medio maart 2021.